De informatie, die we hebben meegestuurd met onze aanvraag voor een kapvergunning, is hier te vinden.

In totaal staan er in het gedeelte buiten de huidige bebouwde kom 68 bomen op het grondgebied van de gemeente Amsterdam en 4 bomen op het grondgebied van de gemeente Gooise Meren. Uitgangspunt is om zoveel mogelijk bestaande bomen te handhaven. Voor bomen die niet gehandhaafd kunnen worden, worden nieuwe bomen geplant. In de nieuwe situatie zullen er in het gedeelte buiten de huidige bebouwde kom op grondgebied van gemeente Amsterdam ook 68 bomen staan.

In het gedeelte binnen de huidige bebouwde kom zijn geen bestaande bomen onderdeel van het projectgebied. Alle getekende bomen in het voorlopig ontwerp van het gedeelte binnen de huidige bebouwde kom worden nieuw aangeplant.

Voor het gedeelte buiten de huidige bebouwde kom is een boomeffectanalyse (BEA) uitgevoerd. Deze is uitgevoerd op het moment dat er langs de Korte Muiderweg (buiten bebouwde kom) 80 bomen stonden. 

Acht van deze 80 bomen zijn inmiddels gekapt ten behoeve van een toegang tot de Mijndenhof en toegang tot het bouwterrein. Uit de BEA is ook gekomen dat deze bomen als gevolg van het ontwerp moesten wijken. Voor de kap van deze bomen is destijds een vergunning verleend.

Op dit moment staan er 72 bomen langs de Korte Muiderweg in het gedeelte buiten de huidige bebouwde kom (4 stuks grondgebied Gooise Meren, 68 stuks grondgebied Amsterdam).

Uit de BEA blijkt een verwachte levensduur van de bomen en is een advies gegeven over het behouden of kappen van bomen. De nadrukkelijke wens van de gemeente is om zo veel mogelijk bomen te behouden. Om die reden is afgeweken van de adviezen uit de BEA (dus bomen waarbij het advies is ‘verwijderen vanwege kwaliteit’ worden niet per definitie gekapt). In plaats daarvan is gekeken hoe het ontwerp zo aangepast kan worden dat zo veel mogelijk bomen behouden kunnen blijven. Uit die aanpak blijkt dat 11 van de 68 bomen in elk geval gehandhaafd kunnen worden. Voor 38 van de 68 bomen is geconcludeerd dat deze als gevolg van het ontwerp niet behouden kunnen blijven. Voor 19 van de 68 bomen is geconcludeerd dat deze mogelijk behouden kunnen blijven als de uitvoeringswerkzaamheden niet leiden tot een dusdanige beschadiging van het wortelgestel van de boom dat het waarschijnlijk is dat de boom op korte termijn zal afsterven. Zekerheidshalve is voor 57 bomen een kapvergunning aangevraagd waarbij het doel is dat 19 bomen nog behouden kunnen blijven. Deze afweging zal tijdens de uitvoering ter plekke gemaakt worden in afstemming met een boomdeskundige. Deze aanpak is gekozen om zo veel mogelijk bomen te behouden. 

In het gedeelte binnen de huidige bebouwde kom zijn geen bestaande bomen onderdeel van het projectgebied van de herontwikkeling van de Korte Muiderweg. Er worden geen bomen gekapt binnen de huidige bebouwde kom.

In de BEA gaat het over 80 bomen (nummer 62 ontbreekt in de optelling), daarvan staan 4 bomen op grondgebied van de gemeente Gooise Meren (deze vallen dus buiten de aanvraag kapvergunning). Ten opzichte van de BEA zijn er al 8 bomen gekapt.

De beoogde plantmaat van de bomen die worden terug geplant is 35-40 cm stam omtrek. Dit is fors groter dan een gebruikelijke plantmaat (dat is 18-20 of 20-25, voor een boom van 4 tot 6 meter hoog). Het eerste jaar na aanplanten zal vooral de kluit groeien, het 2e jaar zal de boom ook echt de hoogte in gaan.

Opschuiven naar het oosten is niet mogelijk omdat:

Bewust is vastgehouden aan de vaste positionering van de oostelijke rijbaanrand, en het niet nóg verder opschuiven van de rijbaan naar de oostelijke wegberm. Hier liggen vier redenen aan ten grondslag.

1. Er liggen onder de oostelijke wegberm veel kabels en leidingen. Wanneer de rijbaan naar het oosten zou verschuiven, zouden over de gehele lengte van de Korte Muiderweg/Weesperweg, een afstand van 1,4 km, alle kabels en leidingen verlegd moeten worden.
2. Er is een slappe, niet draagkrachtige, ondergrond aanwezig ter plaatse van de oostelijke wegberm. Het naar de wegberm schuiven van de rijbaan zou tot gevolg hebben dat over de gehele lengte ingrijpende maatregelen moeten worden getroffen om zettingen ter plaatse van de slappe ondergrond te kunnen compenseren. Bij deze maatregelen moet gedacht worden aan het onder de verharding toepassen van lichte ophoogmaterialen of het gedurende een langere periode (naar verwachting drie tot zes maanden) aanbrengen van een voorbelasting met grond of zand.
3. Er ontstaan dan zettingsverschillen. Het verder oostwaarts opschuiven van de rijbaan betekent dat de bestaande wegfundering verbreed zou moeten worden, hetgeen gezien de slappe ondergrond met grote zekerheid zou leiden tot zettingsverschillen in de ondergrond, óók wanneer lichte ophoogmaterialen of een voorbelasting zou worden toegepast. Zettingsverschillen kunnen op den duur weer leiden tot schades aan de verhardingsconstructie, hetgeen kan leiden tot substantiële onderhoudskosten over een periode van vele jaren. Door de rijbaan te blijven positioneren binnen de contouren van het bestaande wegprofiel, waar geen restzettingen meer zullen optreden, wordt dit risico beperkt.
4. Het verder naar het oosten verplaatsen van de Korte Muiderweg komt op particulier terrein, wat dan verworven zou moeten worden.